vrijdag, april 07, 2006

Bouwen aan vertrouwen.

Hoe gaat dat nou tijdens een debat, waar je je soms heel klein voelt tussen professoren en columnisten, die het allemaal beter weten....

Tijdens het debat over de dienstverlening in den Haag(5 april jl) probeerde ik met vinger in de lucht een opmerking te maken. Ik werd over hoofd gezien. Maar het bloed steeg me naar het hoofd. Ik vocht innerlijk voor mijn punt. Helder probeerde ik te formuleren wat ik als een gemiste kans zag. De opwinding won het van de ergernis. “De fles is half vol en niet half leeg”, zie je dat dan niet? Mijn vinger ging weer in de lucht en tot opluchting werd ik weer overzien door de hoofdredacteur van de Volkskrant, die het gesprek in goede banen leidde. Ik zuchtte. Mensen in mijn buurt keken naar mij. Wat heeft die nou te zeggen. Moet ik mijn naam en functie noemen? Ben geen professor, ambtenaar of onderwijzer maar een bedrijfslever, moet ik dat zeggen? Of ben ik een politicus in de dop, lid van de PvdA? Het zweet brak me uit, maar de wil om wat te roepen won het weer even. Ik stak mijn vinger aarzelend in de hoogte. Maar weer ging de microfoon aan mijn neus voorbij, ik zette een interventie uit mijn hoofd. De rust keerde niet weer, want er was een snaar geraakt: iemand had beweerd: “De politiek is georganiseerd wantrouwen”.

Ik werk binnen een interne accountantsdienst van een financiële instelling en ook wij worstelen met een negatief imago. Regels omwille van de regels? Incidenten en krantenberichten dwingen ons tot een toename van inefficiënte en overmatige controledruk. Organiseren wij wantrouwen?
Met hetzelfde recht kun je zeggen dat wij net als de politiek bovenal dienen te werken aan het organiseren van vertrouwen. De politiek zou stelselmatig moeten zoeken naar openingen om niet te hoeven controleren. En schept regels om juist vrijheid en vertrouwen te kunnen schenken.
De voorstellen van Meurs om een V-systeem in te voeren, waarbij regels alleen worden ingezet en gecontroleerd op die plekken waar dat vertrouwen consequent ontbreekt, spreken mij zeer aan. Zij zijn net als al haar voorstellen ook in het bedrijfsleven van groot belang. Wanneer een dienst beter “in control” is, zou de regellast kunnen worden verminderd en de controle beperkt tot het verifiëren van die “in control”-status. De Tomashuizen zijn daarvan een goed voorbeeld. De noodzaak tot controle in kleinschalige organisaties is veel minder pregnant omdat de risico’s navenant minder zijn. Minder risico’s, minder regels. Gevolg een opbloei van passie en toename van de kwaliteit van de dienstverlening. Een toezichthouder zou niets liever moeten willen, dan dat regels alleen op de juiste momenten worden ingebracht en gecontroleerd. Regels toepassen wanneer reële risico’s het doel van de professionele dienstverlener (kunnen) belemmeren.

Het is een goed idee bewust vertrouwen te organiseren en te schenken. Ik zou dan ook als 5de tip van Meurs willen formuleren: Organiseer vertrouwen. Zorg voor mechanismen waarbij regels pas hoeven te worden toegepast als zij noodzakelijk zijn, een reëel risico afdekken en wanneer zonder regels de ondernemer en dienstverlener out-of-control raakt. Het gaat dan ook niet alleen om de hoeveelheid regels. Door deze meer te relateren aan risico’s in plaats van ze “algemeen bindend” te verklaren stijgt het vertrouwen en komen we af van incidentalisme. Het overbodig opleggen en controleren van regels stuwt het wantrouwen en smoort de passie in de kiem. En passie is de kurk waar de professional op drijft.

Geen opmerkingen: